De gemiddelde hoeveelheid ozonvervuiling op het noordelijk halfrond (tussen de 1 en 8 kilometer hoogte) is tijdens het voorjaar en de zomer van 2020 met gemiddeld 7 procent afgenomen. Dit blijkt uit internationaal onderzoek waarbij ook het KNMI betrokken is. Zo’n grote teruggang in ozon gedurende vele maanden op rij is uniek in de afgelopen zeventig jaar.
Ozon onderin de atmosfeer is een belangrijk onderdeel van luchtverontreiniging en ook een belangrijk broeikasgas, maar wordt niet direct uitgestoten. Het wordt gevormd na uitstoot van andere luchtverontreiniging, met name stikstofdioxide. Ozon onderin de atmosfeer wordt daarom ook wel ‘slecht ozon’ genoemd. Dit in tegenstelling tot ozon hoger in de atmosfeer - de ozonlaag in de stratosfeer tussen 10-40 kilometer hoogte - die het leven beschermt tegen schadelijke ultraviolette zonnestraling: het ‘goede ozon’.
Sinds de jaren vijftig is de hoeveelheid ozonvervuiling gestaag toegenomen en uiteindelijk meer dan verdubbeld. In Europa en Noord-Amerika is die stijging aan het begin van de 21e eeuw gestagneerd en omgebogen in een voorzichtige afname van ozon door maatregelen om de luchtverontreiniging te verminderen. Maar met name in Zuidoost-Azië gaat de toename van ozon nog altijd onverminderd door.
Door de sterke afname van stikstofdioxide in het voorjaar en de zomer van 2020 was de verwachting dat dat ook zou leiden tot minder ozon. Reden voor een groot internationaal onderzoeksteam - waaronder KNMI wetenschappers - om metingen met vliegtuigen en weerballonnen van de hoeveelheid ozon in de onderste 12 kilometer van de atmosfeer te bestuderen (figuur 1). Het KNMI laat ook elke week weerballonen op in zowel De Bilt als Paramaribo in Suriname om die verticale ozonverdeling te meten. Wereldwijd zijn er ongeveer vijftig instituten die dergelijke ballonmetingen uitvoeren.
De gemeten afname van 7 procent bleek goed overeen te komen met de gemodelleerde afname in ozon als gevolg van minder stikstofdioxide, hoewel bijzondere omstandigheden boven de Noordpool hoog in de atmosfeer in het voorjaar van 2020 ook een kleine bijdrage leverden. Omdat de toename van ozonvervuiling zo gestaag is geweest en veranderingen van jaar tot jaar klein zijn, is een vrijwel instantane afname van 7 procent spectaculair te noemen.
De studie laat ook het belang zien van het in stand houden van lange meetreeksen, die onmisbaar zijn om de effecten van kortdurende gebeurtenissen te kunnen duiden.
Al eerder bleek dat de coronacrisis op allerlei plaatsen wereldwijd tijdelijk positieve effecten heeft op de luchtkwaliteit. De hoeveelheid stikstofdioxide gemeten met de TROPOMI satelliet was tijdens de eerste lockdowns in het voorjaar van 2020 met vele tientallen procenten gedaald in bijvoorbeeld Europa en China, lokaal zelfs meer dan een halvering. In India liep de hoeveelheid fijnstof zo ver terug dat voor het eerst in dertig jaar de Himalaya weer te zien was vanuit de Gangesvallei (figuur 2).
KNMI-klimaatbericht door Jos de Laat, Ankie Piters en Marc Allaart
Ellen Verolme start 1 februari 2025 als directeur bij het Koninklijk Nederlands Meteorologisch In...
03 december 2024 - NieuwsberichtOp 30 november is het Atlantische orkaanseizoen officieel afgesloten. Dit jaar is het seizoen bij...
02 december 2024 - NieuwsberichtMet een gemiddelde temperatuur van 11,7 °C tegen een langjarig gemiddelde van 10,9 °C was de herf...
29 november 2024 - NieuwsberichtDe afgelopen tijd is Nederland in alle seizoenen opgewarmd. In de winter is de temperatuur in het...
27 november 2024 - Klimaatbericht